Het project ‘Arbeitseinsatz’

Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn naar schatting 500.000 Nederlandse jongens en mannen dwangarbeider geweest, verreweg de meesten in de Duitse oorlogsindustrie. Op een bevolking van destijds 9 miljoen, met daarvan 3 miljoen tussen de 20 en 45 jaar, was dat een derde van de mannelijke beroepsbevolking, die ver van huis en haard, gedwongen aan het werk was. Vaak in barre leef- en oorlogsomstandigheden. Zeker 30.000 van hen zijn nooit meer thuisgekomen. Zij die vaak maanden na de oorlog weer thuiskwamen, waren zwaar ondervoed en brachten naast allerlei ziekten ook oorlogstrauma’s mee.

Vergeleken met het trieste lot van de Nederlandse joodse landgenoten en het verzet is dit deel van onze oorlogsgeschiedenis nauwelijks bekend. Wat die jongens en mannen hebben meegemaakt kunnen ze zelf niet meer vertellen; zij zijn niet meer onder ons. Dat er zo weinig over is gepubliceerd, heeft meerdere achtergronden. Toen de mannen weer thuis kwamen lag ons land in puin, en was er weinig of geen aandacht voor hun verhalen. De thuisblijvers hadden zelf ook veel meegemaakt, de handen moesten uit de mouwen, het land weer opgebouwd. Ook later in hun leven hebben ze er niet veel over gesproken. Veel van hen zeiden tegen hun kinderen en kleinkinderen over hun dwangarbeid: ‘Nee, dat ga ik niet vertellen, dat wil je niet weten’. En daarnaast hadden velen zodanige trauma’s opgelopen, dat het door henzelf ook ver was weggestopt.

Voor het project Arbeitseinsatz heeft Henk van der Linden in het boek ‘Niet willen weten’ een groot aantal verhalen van dwangarbeiders bijeengebracht, opdat wij allen weten wat die gewone jongens en mannen destijds is overkomen. Verhalen door henzelf opgeschreven of aan anderen verteld. De meeste afkomstig uit de archieven van lokale heemkundige en historische instellingen. Vandaar de titel van dit boek ‘Niet willen weten’.

Dat het toen om zo’n 30 procent van de Nederlandse beroepsbevolking ging is niet of nauwelijks bekend. En al helemaal niet hoe dat alles heeft kunnen gebeuren. Wie speelden daarin de hoofdrol? Wat was de rol van de Nederlandse hoge ambtenaren, vooral die bij het ministerie van Sociale Zaken? Wat deden de ambtenaren bij de arbeidsbureaus? Welke mogelijkheden waren er om aan de Duitsers te ontsnappen? Wat deden de Duitsers om zoveel mogelijk Nederlanders te pakken te krijgen? En welke rol speelde de onderlinge concurrentie tussen de Duitse Wehrmacht, Luftwaffe, Marine en bedrijfsleven?

Binnen het project ‘Arbeitseinsatz’ heeft Henk van der Linden geprobeerd de antwoorden op deze vragen te geven. Ze staan in het boek ‘Niet weten’. Ter illustratie staat in het hart van dit boek het  het Oorlogsdagboek van Jelier Vervloet, die als 17-jarige jongen uit Oude Tonge (Goeree Overflakkee) van 1944 tot einde oorlog dwangarbeider in Duitsland was.     

 


Onze jongens in Indië

De Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog 1945-1949 staat in ons land nog steeds vol in de aandacht. Boek na boek verschijnt erover. Boeken van historici en andere wetenschappers over de rol die onze politici en militairen in die tijd hebben gespeeld. In eigen land en in ‘Ons Indië ‘.  Er zijn vele invalshoeken om dit deel van onze nationale geschiedenis te onderzoeken en te duiden. Een van de vaststellingen in onze tijd is dat de Nederlandse regering van destijds willens en wetens extreem geweld van het leger tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog in de doofpot heeft gestopt. De excessen waren tot op het hoogste niveau bekend, maar het kabinet keek weg en bood zo het leger vrij spel om de Indonesische revolutie met harde hand de kop in te drukken.

In de perceptie van de oorlogsvoering bij de buitenwereld speelde de Nederlandse legertop een cruciale rol. In patrouilleverslagen werd belastende informatie over excessief geweld gebagatelliseerd of verzwegen. Tegelijk werd geweld van Indonesische zijde aangedikt. Er moesten zo weinig mogelijk schandalen naar buiten komen om het draagvlak voor de regering en het optreden van het leger te vergroten. De meeste media volgden kritiekloos.

Het is de opdracht van historici om de geschiedenis te beschrijven en te duiden. In de visie van onze Stichting echter is dit te beperkt. Het gaat niet alleen om de objectieve weergave van wat er is gebeurd, hoe dat zo kwam en wat de gevolgen daarvan zijn geweest. Minstens zo belangrijk is wat de mensen die erbij betrokken waren er zelf van hebben ervaren. Hun beleefde werkelijkheid hoort er ook bij om de historie te kunnen begrijpen.

In dit geval ontbreekt grotendeels de door onze militairen zelf beleefde werkelijkheid. Hebben zij echt ervaren dat zij daar gingen strijden voor Vrede en Veiligheid? Henk van der Linden pakt in zijn boek ‘Onze jongens in Indië’ dit deel van de werkelijkheid aan. Op zijn beproefde manier: door ze zelf hun verhalen te laten vertellen.

Het resultaat van zijn onderzoek zal in 2024 verschijnen.


Jacques Presser